Er zijn mensen die geloven dat de Wet indertijd uitsluitend aan Israël werd gegeven. Vanuit dat perspectief zijn mensen ervan overtuigd dat de Wet van God niet is gegeven aan iemand die geen genealogische afkomst van Israël kan aantonen. Een beetje onderzoek laat al zien dat deze vaak gehoorde uitleg verder moet worden getoetst. Een groep van allerlei herkomst was aanwezig bij de Sinaï, daar waren dus ook heidenen bij.
Exodus 12:38 Ook trok een grote groep van mensen van allerlei herkomst met hen mee, en kleinvee en runderen, zeer veel vee.
Deze groep van allerlei herkomst wordt hier vermeld na de vrouwen en kinderen, die eerder in het vers worden genoemd, en voor het vee dat erna wordt genoemd. Dus is de groep van allerlei herkomst wat anders dan de Israëlieten die met vrouwen en kinderen en vee optrokken. Vanuit Leviticus 24 kunnen we een aantal mogelijke aanwijzingen halen, wie deze groep van allerlei herkomst was.
Leviticus 24:10-11 Eens trok de zoon van een Israëlitische vrouw, die tevens de zoon van een Egyptische man was, die te midden van de Israëlieten woonde, eropuit. Toen raakten de zoon van de Israëlitische vrouw en een Israëlitische man met elkaar slaags in het kamp. Daarbij lasterde de zoon van de Israëlitische vrouw de Naam, hij vloekte. … ”
We zien dus dat de groep van allerlei herkomst Egyptenaren bevatte, die Egypte verlieten en met Israel meegingen. En we zien dat de Wet van God niet “alleen voor Israël” gold. Het is ALTIJD de bedoeling geweest dat de Torah voor iedereen is, die tegen onze Schepper zegt: “Ik zal U volgen en Uw wil doen.”
- Exodus 12:49 Eén Wet is er voor de ingezetene en voor de vreemdeling die te midden van u verblijft.
- Leviticus 24:22 Voor u geldt één recht, zowel voor de vreemdeling als voor de ingezetene, want Ik ben de HEERE (Jahweh), uw God.
- Numeri 9:14 En wanneer er een vreemdeling bij u verblijft, moet ook hij het Pascha voor de HEERE (Jahweh) houden. Volgens de verordening van het Pascha en de bepaling ervan, zo moet hij het houden. Voor u geldt één verordening, zowel voor de vreemdeling als voor de ingezetene van het land.
- Numeri 15:15 Voor u, gemeente, en voor de vreemdeling die bij u verblijft, geldt één verordening, een eeuwige verordening, al uw generaties door: net zoals u, zo moet ook de vreemdeling voor het aangezicht van de HEERE (Jahweh) zijn.
- Numeri 15:16 Eén Wet en één bepaling geldt voor u en voor de vreemdeling die bij u verblijft.
Het is interessant, dat toen JHWH de gelovigen toesprak, Hij ze aansprak als Israël, onafhankelijk van hun herkomst. Dit betekent dat een Egyptenaar in de ogen van JHWH ook Israël was, als hij geloofde. Er wordt verder niet meer naar hen verwezen als “groep van allerlei herkomst”. Het Pascha was voor iedereen die het verbond beantwoordde met: “Ik zal het doen”. Dit was na het Pascha, maar voor de Sinaï:
Exodus 19:5-8 Nu dan, als u nauwgezet Mijn stem gehoorzaamt en Mijn verbond in acht neemt, dan zult u uit alle volken Mijn persoonlijk eigendom zijn, want heel de aarde is van Mij. U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden die u tot de Israëlieten moet spreken.”
Mozes kwam terug en riep de oudsten van het volk, en hield hun al deze woorden voor, die de HEERE (Jahweh) hem geboden had. Toen antwoordde heel het volk gezamenlijk en zei: Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen! Zowel Israël als de heidenen die meetrokken, sloten het verbond met onze Schepper, en gingen verder om de instructies van de Torah bij de Sinaï te ontvangen. Tijdens de Exodus werden de heidenen geënt op Israël, en worden ze in de ogen van JHWH gerekend tot heel Israël. Klinkt dit bekend?
Paulus schreef hier opnieuw over in de eerste eeuw, nadat hij het Pascha met betrekking tot onze Messias heeft uitgelegd. Vergeet niet, de “olijfboom” staat symbool voor Israël:
Romeinen 11:23-24 En ook zij zullen, als zij niet in het ongeloof blijven, geënt worden, want God is machtig hen opnieuw te enten. Want als u afgehouwen bent uit de olijfboom die van nature wild was, en tegen de natuur in op de tamme olijfboom geënt bent, hoeveel te meer zullen zij die natuurlijke takken zijn, geënt worden op hun eigen olijfboom.
Het is heel belangrijk dat je geënt wordt en de status van Israël krijgt, want om aan het eind de poorten van het Nieuwe Jeruzalem binnen te gaan, moet je deel uitmaken van Israël.
Openbaring 21:12 – Verwijzend naar het Nieuwe Jeruzalem Zij had een grote en hoge muur met twaalf poorten, en bij die poorten twaalf engelen. Ook waren er namen op geschreven, namelijk van de twaalf stammen van de Israëlieten. Zo heeft elke poort naar het Nieuwe Jeruzalem de naam van een stam van Israël. Je kunt je dan afvragen, hoe weten we tot welke stam we behoren, als we van oorsprong heidenen zijn? Er is geen poort naar het Nieuwe Jeruzalem met het label ‘heidenen’.
Ezechiël 40-48 beschrijft de gebeurtenissen, die plaats zullen vinden tijdens de 1000 jarige heerschappij van onze Messias (Openbaring 20:6). Het beschrijft een tijd waarin Jesjoea terugkeert en de eerste opstanding plaatsvindt. We worden vervolgens allemaal samengebracht in het land, dat ons lang geleden werd beloofd. Het toekomstige land Israël, is vele malen groter dan het hedendaagse politieke land Israël Het land wordt verdeeld en aan jou gegeven naar de stam waartoe je behoort. De details worden ons gegeven door de profeet Ezechiël.
Maar wij willen weten hoe de heidenen -en velen van ons zijn dat- worden toegewezen aan een specifieke stam, zodat we na de 1000 jarige regering in het Nieuwe Jeruzalem zullen weten door welke poort we dan moeten binnengaan. Hoe zit dat? Aan het eind van Ezechiël 47 staat het antwoord. De heiden, of buitenlander, kiest bij welke stam hij wil horen en dat bepaalt bij welke stam je dan hoort.
Ezechiël 47:21-23 Dit land nu moet u voor uzelf verdelen over de stammen van Israël. En het zal gebeuren dat u het als erfelijk bezit zult doen toevallen aan u en aan de vreemdelingen die in uw midden verblijven, die in uw midden kinderen verwekt hebben. Zij zullen voor u zijn als een ingezetene onder de Israëlieten. Hun zal het met u in erfelijk bezit toevallen, te midden van de stammen van Israël. Het zal gebeuren dat in de stam waarbij de vreemdeling verblijft, u daar zijn erfelijk bezit moet geven, spreekt de Heere HEERE (Jahweh).
Dat wordt inderdaad een heel interessante tijd. Dus degenen die een theologie aanhangen waarin zij zich afscheiden van Israël, en dus ook van de Torah, komen daardoor in een identiteitscrisis. Ze weten echt niet wie ze zijn. Je bent geen heiden. Je was eens een heiden, maar je bent nu geënt op Israël, en daarin ben je niet de eerste Je was ooit een heiden, maar je bent dat niet meer. Je behoort nu tot het Gemenebest van Israël, en bent een burger van de ene natie van onze Schepper.
Efeze 2:11-13 Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met de hand gebeurt, dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder God in de wereld. Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen.
Als je graag meer wilt weten over het grotere doel van Israël, bekijk dan onze studie “Verloren Schapen van Israël”. Wij raden dat aan als je door deze studie meer vragen hebt gekregen dan antwoorden.
We hopen dat je van dit artikel hebt genoten. En vergeet niet om alles te onderzoeken.
Sjalom,